04 May Bedienen arbeidsmiddelen
Bedienen arbeidsmiddelen
Voor de diverse onderhoudswerkzaamheden is bij de provincies een keur aan arbeidsmiddelen in gebruik. Welke machines of gereedschappen gebruikt worden, hangt sterk af van de mate waarin een provincie uitvoerend werk doet in eigen beheer. Voor algemeen klein onderhoud gebruik je klein elektrisch handgereedschap zoals bijvoorbeeld een boor of slijptol. Op werkschepen en afgelegen plaatsen heb je hiervoor een aggregaat nodig. Ook kun je persluchtgereedschap gebruiken met een bijbehorende compressor.
Voor het groenonderhoud gebruik je zwaarder materiaal, zoals bosmaaiers, motorkettingzagen en maaimachines. Deze werken op een verbrandingsmotor, zodat je blootgesteld wordt aan uitlaatgassen. Bovendien kun je (oog)letsel oplopen door zowel wegspringend materiaal of steentjes als bewegende onderdelen.
Op steunpunten maak je in werkplaatsen gebruik van vast opgestelde machines, zoals draaibanken, kolomboormachines en slijpstenen, zaagmachines en andere houtbewerkingsmachines. Lasapparatuur kan vast opgesteld zijn of mobiel. Voor lasapparatuur en houtbewerking moet goede afzuiging aanwezig zijn vanwege de lasrook en houtstof, beide schadelijke stoffen.
Onder arbeidsmiddelen vallen ook grotere machines zoals tractoren met veldwerktuigen, hoogwerkers, kleine shovels, veegwagens, en dergelijke.
Al deze machines moeten periodiek worden gekeurd. Ze moeten voorzien zijn van beveiligingen, zoals noodstoppen, die je niet mag overbruggen. Bewegende delen moeten zijn afgeschermd. Ook moeten de handleidingen en veiligheidsinstructies beschikbaar zijn. Om arbeidsmiddelen verantwoord te gebruiken moet je voldoende geïnstrueerd zijn en je moet de veiligheidsinstructies naleven. Op de machines is met pictogrammen aangegeven wat de risico’s zijn en welke persoonlijke beschermingsmiddelen je moet gebruiken. Denk aan gehoor- en oogbescherming bij gebruik van een slijptol of slijpsteen, een gelaatscherm bij een bosmaaier, of een zaagpak bij een kettingzaag. Gebruik ook de hulpmiddelen die het gebruik lichter maken.
Vanwege het grote risico op verwondingen moet de hulpverlening voor noodgevallen goed geregeld zijn, met name wanneer op afgelegen plaatsen wordt gewerkt.
Risico’s bij het gebruik van machines en gereedschap zijn:
– Gehoorschade door lawaai van machines
– Oogletsel door wegspringend materiaal
– Verwonding door snijden, door bewegende delen gegrepen worden of bekneld raken
– Verbranding door lassen of onderdelen die heet worden
– Vallen of struikelen door lopen in moeilijk begaanbaar terrein met gereedschap
– Blootstelling aan uitlaatgassen, lasrook, houtstof
– Werken met brandstof
– Dynamische werkbelasting door moeilijke houding, trillingen,
– Psychosociale arbeidsbelasting door ongevallen