Digi-RIE Preventie (4.2)

Digi-RIE Preventie (4.2)

4.2 Preventie

Agressie & geweld, seksuele intimidatie, pesten en discriminatie

Met modules van hoofdstuk 4 bepaalt u of aan alle onderdelen van het beleid ten aanzien van diverse ongewenste omgangsvormen (agressie en geweld, seksuele intimidatie, pesten en discriminatie) invulling is gegeven. De Arbowet geeft slechts aan dat er invulling aan gegeven moet worden, deze module maakt dit verder concreet. Er wordt een relatie gelegd naar de Internetspiegel die de module ongewenste omgangsvormen bevat. Hiermee krijgt u zicht op de mate waarin dit thema en het daarop gevoerde beleid ook een goed effect heeft op de medewerkers. Dit kan u helpen bij het bepalen van eventueel gewenste verbeteracties voor in het plan van aanpak op basis van deze RIE.
Kijk voor oplossingen, maatregelen en goede voorbeelden van provincies op de Arbocatalogus Provincies.

1. In kaart brengen van risicovolle functies

Stelling: Er is in kaart gebracht bij wat risicovolle functies zijn en met welke risico’s ten aanzien van omgangsvormen/ sociale veiligheid elke functie te maken heeft. Hierbij wordt gebruik gemaakt van risicocategorieën.

Toelichting: Om zijn rol te vervullen moet het management weten waar de risico’s zich voordoen: welke functies, bij welke taken en op welke werkplekken hebben medewerkers te maken met (risico op) ongewenste omgangsvormen/ sociale veiligheid. Functies kunnen ingedeeld worden in vier risicocategorieën als het gaat om agressie en geweld.

  • Categorie A: situaties waarin nauwelijks risico op agressie en geweld bestaat in het direct contact of waarin sporadisch agressie voorkomt in telefonisch of schriftelijk contact.
  • Categorie B: er is sprake van direct contact met derden (fysiek of via communicatiemiddelen) waarbij het denkbaar maar niet waarschijnlijk is dat er agressie en geweld optreedt.
  • Categorie C: er is sprake van direct contact met derden (fysiek of via communicatiemiddelen) en gelet op de aard van het werk is het waarschijnlijk dat er van tijd tot tijd sprake is van agressief gedrag.
  • Categorie D: het is eigen aan de functie dat de medewerker van tijd tot tijd gepast geweld moet gebruiken. Denk hierbij aan handhavers, politie en defensie.

Oplossing: Maak voor het in kaart brengen bijvoorbeeld gebruik van de Arbocatalogus Provincies, waarin per functie is weergegeven welke risico’s van toepassing zijn.

2. Maatregelen, voorschriften en protocollen zijn bekend

Stelling: Medewerkers en bezoekers zijn bekend met de genomen maatregelen en voorschriften en de protocollen die zijn vastgesteld, zeker voor wat betreft hun eigen rol en verantwoordelijkheid.

Toelichting: Werkgevers zijn verplicht om hun personeel goed voor te lichten over het werk dat zij uitvoeren en over de daaraan verbonden veiligheids- en gezondheidsrisico’s. Medewerkers zijn van hun kant verplicht tot een actieve houding tijdens de voorlichting. Naast de voorlichting over de veiligheids- en gezondheidsrisico’s in het bedrijf, dient de werkgever de werknemer ook te wijzen op de maatregelen om risico’s te voorkomen of te beperken en over de wijze waarop deskundige bijstand in de onderneming is geregeld.

Oplossing: Organiseer voorlichting en instructie, gebruik daarbij verschillende middelen en media.

3. Medewerkers getraind

Stelling: Medewerkers zijn getraind in het omgaan met ongewenst gedrag.

Toelichting: Voor verschillende vormen van ongewenst gedrag en het adequaat omgaan ermee zijn diverse opleidingen en trainingen beschikbaar. Het is van belang om een ‘goed middel bij de kwaal’ te vinden.

Oplossing: Organiseer verplichte trainingen om weerbaarheid te vergroten, de-escalerend optreden in conflictsituaties, effectief aanspreken op ongewenst gedrag, etc.

4. Leidinggevenden getraind in eerste opvang

Stelling: Leidinggevenden (maar denk ook aan (staf)adviseurs) zijn getraind in eerste opvang bij incidenten van ongewenst gedrag. .

Toelichting: De eerste reactie en opvang bij incidenten is van belang voor het gehele vervolg van opvang, nazorg en afhandeling. Het is daarom van belang dat leidinggevenden weten hoe ze moeten handelen en hoe de procedures en werkwijzen zijn. Voorlichting, instructie en oefening zijn nodig om mensen in tijden van nood adequaat te laten reageren.

Oplossing: Organiseer voorlichting en instructie. Train leidinggevenden periodiek.

5. Werkoverleg

Stelling: (omgaan met) Ongewenst gedrag is een regelmatig terugkerend onderwerp tijdens het werkoverleg

Toelichting: Er gaat een belangrijke preventieve werking uit van het bespreekbaar maken en houden van het thema. Hierdoor vindt normontwikkeling plaats, en veiligheid en veiligheidsgevoel nemen toe door het op deze manier organiseren van sociale en functionele steun.

Oplossing: Maak het thema regelmatig onderwerp van gesprek in werkoverleg, themabijeenkomsten, etc.

6. Professionele ondersteuning en nazorg

Stelling: Professionele ondersteuning en nazorg zijn zo nodig beschikbaar.

Toelichting: Er zijn deskundige mensen beschikbaar (binnen of buiten de organisatie) die nazorg kunnen verzorgen. Medewerkers weten waar en hoe ze hier gebruik van kunnen maken.

Oplossing: Organiseer nazorg, benoem daarvoor mensen binnen de organisatie of eventueel daarbuiten. Organiseer voorlichting en instructie over hoe opvang en nazorg geregeld zijn, gebruik daarbij verschillende middelen en media.

7. Gevaarlijke of onveilige plekken

Stelling: In en om de gebouwen is het veilig.

Toelichting: Plaatsen die slecht verlicht zijn, of uit het zicht liggen, zijn onveilig. Dergelijke plekken kunnen zowel binnen als buiten zijn! Denk aan fietsenstallingen met hoge struiken er omheen, smalle gangetjes met kopieerapparaten, garderobes zonder toezicht, etc. Het is daarom van belang in de registratie van meldingen ook expliciet aandacht te besteden aan de plek van het incident, en daar zo nodig maatregelen te nemen. Bij het nemen van maatregelen is bronaanpak van belang!

Oplossing: Breng onveilige situaties in kaart en neem zo nodig maatregelen. Geef voorlichting over situaties en plekken die niet helemaal veilig gemaakt kunnen worden.