Digi-RIE Calamiteiten, ongevallen en alarmering (3.2)

Digi-RIE Calamiteiten, ongevallen en alarmering (3.2)

3.2 Calamiteiten, ongevallen en alarmering

In de module m.b.t. Bedrijfshulpverlening (BHV) wordt nagegaan of uw bedrijfshulpverleningsorganisatie op orde is. Aangezien het provinciehuis een openbaar gebouw is, waar veel bezoekers aanwezig zijn, stelt dat bijzondere eisen aan uw hulpverleningsorganisatie. Daarnaast hebben we te maken met een grote groep van medewerkers op perifere werkplekken, waarvoor hulpverlening ook gewaarborgd dient te zijn, zeker als ze werk doen waarbij fysieke risico’s aan de orde zijn.

1. Geïsoleerde werkplekken

Stelling: Op alle werkplekken worden medewerkers bereikt in geval van noodsituaties.

Toelichting: Er zijn soms werkruimtes waar alarmsignalen niet te horen zijn en die bij ontruiming snel over het hoofd gezien kunnen worden. Denk daarbij aan werkzaamheden in technische ruimtes waar veel lawaai is, audiovisuele ruimtes, kruipruimtes, archieven, koelruimtes, opslagruimtes, e.d. Denk ook aan de buitenlocaties waar dit soort problemen zich kunnen voordoen! Denk ook aan de werkzaamheden in gebouwen en op terreinen van derden.

Oplossing: Identificeer de plekken waar medewerkers geïsoleerd kunnen werken en neem deze op in de BHV-instructies. Breng visuele signalering aan waar auditieve signalen niet werkbaar zijn.

2. Medewerkers slaan alarm bij calamiteiten en ongevallen

Stelling: Medewerkers en bezoekers zijn zo geïnstrueerd dat ze daadwerkelijk alarm slaan als dat nodig is.

Toelichting: De beschikbaarheid van middelen om alarm te slaan geeft nog geen garantie dat mensen adequaat handelen. Voorlichting, instructie en oefening zijn nodig om mensen in tijden van nood adequaat te laten reageren.

Oplossing: Organiseer voorlichting en instructie, gebruik daarbij verschillende middelen en media.

3. Vluchtroutes zijn duidelijk aangegeven

Stelling: Vluchtroutes en nooduitgangen zijn duidelijk aangegeven.

Toelichting: Voor de markering van vluchtroutes is van belang dat deze altijd goed zichtbaar is (bijvoorbeeld door werkende noodverlichting);ook wanneer het gebouw vol met rook staat. Let op de hoogte waarop routewijzers zijn opgehangen!

Oplossing: Check de aanduidingen regelmatig, en oefen zichtbaarheid in een situatie met kunstmatige rook, bijvoorbeeld als onderdeel van een ontruimingsoefening.

4. Voldoende (begaanbare) vluchtwegen

Stelling: Waar sprake is van extra risico’s in werkruimtes dan zijn er in twee tegenovergestelde richtingen adequate vluchtwegen beschikbaar. 

Toelichting: Het kan voorkomen dat de ene vluchtweg geblokkeerd raakt door brand of om andere reden niet toegankelijk is om te vluchten. Daar waar dit kan voorkomen moet er een tweede vluchtweg beschikbaar zijn. Dit is vooral belangrijk in werkruimtes waar gevaarlijke processen plaats vinden of waar veel mensen gelijktijdig kunnen verblijven. Als er veel mensen in een ruimte aanwezig zijn, kunnen zij bij paniek elkaar onder de voet gaan lopen. Om deze reden moeten de vluchtwegen ook goed doorstromen als er veel mensen tegelijk naar buiten willen. raadpleeg het bouwbesluit voor de minimale afmetingen, Let op dat vluchtroutes niet als opslagruimte gebruikt worden, er mogen geen obstakels in de vluchtroutes geplaatst zijn. Noodverlichting moet in de vluchtroutes aanwezig zijn.

Oplossing: Identificeer met het hoofd BHV de ruimtes waar bijzondere risico’s bij ontvluchting kunnen ontstaan (denk ook aan risicogroepen zoals gehandicapten of bezoekers die het gebouw niet kennen). Bepaal vervolgens de vluchtroutes en markeer deze volgens de voorschriften. Laat periodiek controleren of de vluchtwegen niet geblokkeerd worden.

5. Uitvallen/uitschakelen van installaties

Stelling: Als de elektrische of gasinstallatie onbedoeld uitvalt en/of plotseling weer ingeschakeld wordt, treden er geen gevaren op.

Toelichting: Het uitschakelen van installaties kan nodig zijn of onbedoeld optreden. Ga na of dit gevaren kan veroorzaken. Denk daarbij specifiek aan:

  • processen die door (moeten) gaan als de installaties uitvallen;
  • Het wegvallen van verlichting of afzuiging (ontvluchten, rook, gevaarlijke stoffen);
  • Het wegvallen van koeling;
  • Het wegvallen van telefooninstallaties.

Machines en installaties die gevaar opleveren moeten een voorziening hebben die voorkomt dat ze vanzelf weer in beweging komen als de stroomvoorziening wordt hersteld na uitval.

Oplossing: Bepaal met hoofd bedrijfshulpverlening hoe in/uitschakelen van installaties zonder gevaar kan. Zorg dat diverse ‘functies’ gescheiden zijn in het elektrische systeem. Stel specifieke instructie op voor het in/uitschakelen bij calamiteiten.