19 Aug Digi-RIE Binnenklimaat (6.7)
6.7 Binnenklimaat
Hoofdstuk 6 (Gebouw (kantoor/steunpunt)) is een verplichte module voor alle gebouwen en terreinen van de provincie. De module is gericht op de algemene risico’s die er zijn door verkeer naar en in de gebouwen en terreinen, en er wordt gevraagd of de basisvoorzieningen in de gebouwen adequaat zijn.
1. Klimaatbeheersing
Stelling: Medewerkers hebben in alle seizoenen mogelijkheden om het binnenklimaat aangenaam te houden .
Toelichting: In extreme situaties (langdurig heet weer) kunnen de grenzen van de regelbaarheid worden bereikt. Hier wordt bedoeld dat onder gebruikelijke omstandigheden in alle seizoenen een behaaglijk klimaat heerst. Aandachtspunten:
- Regelmogelijkheden: De medewerker kan zelf ‘bijregelen’ door de kleding aan te passen. Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat medewerkers zelf invloed uit kunnen oefenen op het binnenklimaat (denk aan thermostaten, regelbare radiatoren, ramen open, zonwering).
- Temperatuur: In een kantooromgeving wordt het klimaat door een groot deel van de medewerkers als prettig ervaren als de volgende grenzen niet worden overschreden: minimaal 19°C (winter) en maximaal 26°C (zomer).
- Luchtverversing: Voor kantoorruimten geldt een minimale luchtverversing van 30 m³/uur per persoon. Voor overige ruimten waarin lichte arbeid wordt verricht geldt een minimale luchtverversing van 25 m³ /uur per persoon.
- Warmtelast: Let speciaal op werkruimtes met een grote interne warmtelast zoals audiovisuele ruimte, ICT werkruimtes.
Oplossing: Zorg voor voldoende voorzieningen, bij voorkeur door de gebruiker individueel regelbaar. Zorg ervoor dat bij een klimaatbeheersinginstallatie optimaal gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheden, d.w.z. waar nodig handmatig afgeweken wordt van automatische stook/ventilatie regeling (geldt m.n. bij extreme situaties en snelle wisseling in buitentemperatuur). Voor extreme situaties is een protocol opgesteld (aanpassen werktijden, extra drinkpauzes).
2. Voldoende verlichting
Stelling: De werkplek is zodanig verlicht dat het aanwezige licht geen risico oplevert voor de veiligheid en gezondheid van de medewerkers.
Toelichting: Om stukken te kunnen lezen, kleuren te onderscheiden of details waar te nemen is het van belang dat de werkplek voldoende verlicht wordt en er geen vervelende schaduwwerking optreedt. Zorg voor een minimaal verlichtingsniveau van 500 lux op het werkblad. Dit wordt belangrijker naarmate het gezichtsvermogen minder is (veroudering). Het is daarnaast belangrijk dat het licht niet teveel gereflecteerd wordt in het beeldscherm, van het tafeloppervlak of op werkstukken. Ook kan verblinding optreden door tegenlicht (in het licht kijken). Let op speciale visuele taken zoals het beoordelen van tekeningen, proefdrukken en kleuren waarbij kleine details moeten worden beoordeeld.
Oplossing: Gebruik speciale verlichtingsarmaturen voor beeldschermwerk. Om zo min mogelijk reflecties te hebben komt het licht bij voorkeur van opzij. Als kleurwaarneming cruciaal is zijn speciale lampen noodzakelijk. Let er bij balies en werkplekken op dat de medewerker niet tegen het licht in kijkt.
3. Geluid
Stelling: Er wordt geen hinder ondervonden van nagalm of geluid uit de omgeving van de werkruimte.
Toelichting: Voor ruimtes waar (telefonisch) gesprekken gevoerd moeten worden, geldt dat deze niet gestoord worden door achtergrondgeluiden en/of galm. Geluid kan nog meer verstoring opleveren, met name wanneer er geconcentreerd werk verricht wordt. Denk daarnaast ook aan conflicten tussen omgevingslawaai en ventileren (afzuiging aan, of verkeerslawaai omdat de ramen open staan).
Oplossing: Pas zo nodig speciale materialen voor wand, vloer of plafondbekleding toe, die goed reinigbaar en geluidsabsorberend zijn. Zorg voor ventilatievoorzieningen die geluidarm zijn.
4. Voorlichting medewerkers
Stelling: Medewerkers worden voorgelicht over de (on)mogelijkheden om individueel het binnenklimaat te kunnen beïnvloeden.
Toelichting: Medewerkers moeten bekend zijn met de regelmogelijkheden die ze (niet) hebben, zodat ze deze juist in kunnen zetten.
Oplossing: Licht medewerkers voor over de mogelijkheden. Denk aan:
- voorlichting nieuwe medewerkers
- periodiek voorlichten
- seizoensgebonden voorlichting
5. Uitstoot printers
Stelling: De invloed van printers op de luchtkwaliteit en temperatuur is beheerst.
Toelichting: Papierstof en de uitstoot van printers en kopieerapparaten kunnen tot luchtverontreiniging en warmtelast leiden.
Oplossing: Laag volume apparaten kunnen veelal zonder extra voorzieningen worden toegepast mits ze op enige afstand van de werkplek worden geplaatst en het onderhoud in orde is.